Meetwaarde @@&name@@
Meting met calibratie registreren, filteren en op grenswaarden controleren. De analoge waarde die ermee verbonden is, kan naar gelang type bewerkt worden.
De meetwaarde in kwestie, kan gecalibreerd worden door een correctie toe te voegen. Nadien worden de metingen gefilterd. De aftastfrequentie kan ingesteld worden, de dempingsfactor drukt geeft het aandeel aan dat in de nieuwe meting is opgenomen als een waardeverandering opgemeten wordt. Voorbeeld: Huidige meting 10.0°C, nieuwe meting 14.3°C, dempingsfactor 10.
De formule is: Huidige meting = (nieuwe meting - huidige meting) / dempingsfactor + huidige meting
Huidige meting=(14.3 - 10.0) / 10 + 10.00 = 4.3 / 10 + 10.0 = 10.4°C
Hoe groter de dempingsfactor, hoe trager de meting. De nieuwe meting wordt onmiddellijk gebruikt bij een factor 1.
Het controleert bijkomend de boven- en ondergrenswaarde. Om bij storing met een zekering 'ghost'-signalen te voorkomen, kan een meldingsonderdrukking ingesteld worden afhankelijk van de spanningcontrole die ermee gepaard gaat.
Parameter |
Waarde |
Unit |
???? |
Metingen registreren (0/1=NI 1000, 2=reeds fysisch, 3=conversie) |
@adj_MesswertTyp.0p@ |
Correctie waarde (calibratie) |
@ adj_Korrektur.1p@ |
Filter voor metingen, elke |
@adj_FilterZeit.1p@ s |
Dempingsfactor |
@adj_FilterFaktor.1p@ |
Fysische minimummeting |
@adj_MesswertY1.1p@ |
Fysische maximummeting |
@adj_MesswertY2.1p@ |
Meting “omrekening” minimum ruwe waarde |
@adj_RohwertX1.1p@ |
Meting 'omrekening" maximum ruwe waarde |
@adj_RohwertX2.1p@ |
Onderdrukking grenswaardesignalen (0=nooit, 1=altijd, 2=230 VAC, 3=24 VAC, 4=24 VDC, 5=fase bewaking, 6=stuurspanning) |
@adj_SpgGrp.0p@ |
Bijbehorende bovengrensbewaking |
@@&ref@@ |
Bovengrenswaarde |
@adj_GwOben.1p@ |
Ondergrenswaarde |
@adj_GwUnten.1p@ |
Bijbehorende ondergrenssbewaking |
@@&ref@@ |